Wat kan ik als mijn werknemer met terugwerkende kracht een ziektewet-uitkering aanvraagt?
18 januari 2024
Met deze vraag meldde een cliënte van ons kantoor zich in 2021. In deze specifieke kwestie speelde het volgende. Een werknemer was uit dienst gegaan in 2020 en maakte aanspraak op een WW-uitkering. Na een half jaar, precies op het moment dat de WW-uitkering eindigde, meldde de werknemer zich met terugwerkende kracht ziek. Hij zou namelijk op de laatste dag van het dienstverband een auto-ongeluk hebben gehad waardoor hij verschillende klachten zou hebben. Het UWV meende dat de werknemer inderdaad al ziek was geworden in 2020 en dat de werknemer met terugwerkende kracht een ZW-uitkering kreeg die werd toegerekend aan de werkgever.
We maakten namens cliënte bezwaar en ontvingen de stukken die aan dit besluit ten grondslag lagen. Hieruit bleek dat de (ex-)werknemer wel gezien was door een arts van het UWV in mei 2021 en dat er ook wel medische stukken waren opgevraagd, maar die stukken zaten niet in het dossier en waren dus ook niet meegenomen in het besluit. Het UWV was enkel en alleen uitgegaan van de verklaring van de (ex-)werknemer. Verder was opvallend dat de werknemer bij het UWV had verteld dat hij een auto-ongeluk had gehad, maar daarbij direct had benadrukt dat er geen politie of ambulance bij betrokken waren geweest. Daarbij had de (ex-)werknemer enkele weken na het ongeluk dus wel eerst een WW-uitkering aangevraagd en geen ZW-uitkering, terwijl hij vertelde dat hij toen al wel klachten had. Deze omstandigheden waren voor het UWV echter geen aanleiding om meer onderzoek te doen.
Het UWV was in bezwaar niet te overtuigen dat er toch op z’n minst beter onderzoek had moeten plaatsvinden naar de eerste arbeidsongeschiktheidsdag. De rechtbank volgde dit standpunt wel en oordeelde het volgende:
“De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat bij een werkgeversberoep de positie van de werkgever en de aard van betrokken belangen met zich mee brengen dat verweerder het besluit ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid zorgvuldig, goed onderbouwd en inzichtelijk moet motiveren. Verder is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep dat in zaken waarin de vaststelling van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag wordt betwist, de retrospectieve benadering van het exacte tijdstip van het intreden van arbeidsongeschiktheid onvermijdelijk een enigszins arbitrair karakter draagt en dat het risico van onduidelijkheid over dat tijdstip in geval van een zeer late melding van arbeidsongeschiktheid voor rekening van de werknemer dient te blijven. In lijn met deze jurisprudentie is de rechtbank van oordeel dat in dit geval, waarin het bestreden besluit een belastend besluit voor eiseres betreft en de eerste arbeidsongeschiktheidsdag met terugwerkende kracht vóór de datum van de feitelijke ziekmelding is vastgesteld, verweerder deugdelijk moet motiveren waarom juist de datum van 30 september 2020 als eerste arbeidsongeschiktheidsdag moet worden aangenomen.”
Het UWV werd alsnog in de gelegenheid gesteld om aan de hand van objectieve medische stukken te onderbouwen dat de (ex-)werknemer op 30 september 2020 arbeidsongeschikt was. Uit de door het UWV overgelegde medische stukken – die er uiteindelijk dus toch bleken te zijn – volgde echter dat het verhaal van de (ex-)werknemer inderdaad niet klopte. De (ex-)werknemer was niet naar de huisarts geweest op de dag na het ongeval, zoals hij had verteld, maar eerst een half jaar later. Klachten die de werknemer later had, zouden mogelijk veroorzaakt kunnen zijn door een ongeval, maar daarmee staat niet vast dat dit zo is.
De rechtbank vernietigde het besluit en oordeelde dat het UWV een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van deze uitspraak. Inmiddels heeft het UWV dit gedaan zodat de ZW-uitkering niet aan onze cliënte wordt toegerekend en dus niet van invloed zal zijn op de gedifferentieerde premie voor de Werkhervattingskas.
bron: ECLI:NL:RBAMS:2023:6703
Gepubliceerd op LinkedIn, 18 januari 2024