Waar is een concurrentiebeding voor bedoeld?
26 april 2021
Een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet van een werkgever te beschermen, niet om – al dan niet in een krappe arbeidsmarkt – werknemers te binden. Zo oordeelde het Gerechtshof Amsterdam recent. Wat speelde er en hoe kwam het Gerechtshof Amsterdam tot zijn oordeel?
Feiten
Per 1 september 2019 was de werknemer opnieuw in dienst getreden bij de werkgever als anesthesiemedewerker, op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In de arbeidsovereenkomst van de werknemer was een relatie- en concurrentiebeding opgenomen, met daaraan gekoppeld een boetebeding. De werknemer heeft zijn arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 april 2020, zodat hij per 1 mei 2020 bij een nieuwe werkgever in dienst kon treden. De nieuwe werkgever is een directe concurrent van de werkgever. De werkgever heeft vervolgens de opzegging aan de werknemer bevestigd, maar heeft de werknemer daarbij wel gewezen op het relatie- en concurrentiebeding.
Wat oordeelt de kantonrechter?
In kort geding heeft de kantonrechter de vordering van de werkgever, om de werknemer te verbieden zijn werkzaamheden voor de nieuwe werkgever aan te vangen (dan wel te staken indien hij met deze werkzaamheden al was begonnen), afgewezen en het concurrentiebeding geschorst. De kantonrechter heeft daartoe, kort samengevat, overwogen dat de werkgever geen belangen heeft aangevoerd die beschermd worden door een concurrentiebeding, terwijl de werknemer wel belang heeft bij schorsing van het beding, zodat de belangenafweging in het voordeel van de werknemer uitviel. De werkgever is tegen dit oordeel in hoger beroep gegaan.
Wat oordeelt het hof?
Na een afweging van de wederzijdse belangen van de werkgever en de werknemer komt het hof tot het oordeel dat het belang van de werknemer om van de werking van het concurrentiebeding ontheven te worden, groter is dan het belang van de werkgever bij handhaving daarvan, en dat de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld.
Bij dat oordeel worden de volgende punten door het hof meegewogen:
- De enkele omstandigheid dat een werknemer vertrekt naar een concurrent, betekent nog niet dat een werkgever (rechtstreeks) in zijn debiet is aangetast. Van zo’n aantasting is pas sprake als de nieuwe werkgever in de concurrentieslag met de voormalige werkgever in het voordeel is doordat de werknemer essentiële informatie meeneemt over producten, diensten en/of werkprocessen dan wel doordat de werknemer zodanige klantbinding heeft dat bepaalde klanten overstappen van de oude naar de nieuwe werkgever.
- De werknemer beschikte niet over concurrentiegevoelige informatie waarmee de nieuwe werkgever haar voordeel kon doen.
- Ook had de werknemer niet zodanige binding met klanten dat de werkgever moest vrezen voor een overstap van klanten naar de nieuwe werkgever. De werknemer was uitvoerend werkzaam geweest en was niet betrokken bij commerciële contacten van de werkgever.
- De allocatiefunctie van de werkgever wordt niet geraakt door de indiensttreding van de werknemer als ex-werknemer bij een concurrent als de nieuwe werkgever. De uitdiensttreding bij de werkgever gevolgd door de indiensttreding bij de nieuwe werkgever heeft geen effect voor de werkgever, anders dan dat zij kennelijk moeite heeft nieuw personeel te vinden.
- De medische cursussen die de werkgever aan de werknemer heeft aangeboden (waarmee hij zijn kennis had kunnen vergroten), zijn door tijdsgebrek niet door de werknemer gevolgd. Er was dan ook geen sprake van een daadwerkelijke investering van de werkgever in de werknemer.
Een en ander leidt ertoe dat het hof van oordeel is dat het belang van de werkgever bij handhaving van het concurrentiebeding in het geval van de werknemer niet valt onder de belangen die artikel 7:653 BW beoogt te beschermen.
Wat betreft de belangen van de werknemer overweegt het hof als volgt:
- De werknemer heeft een duidelijk belang om vrij te zijn in de keuze van een opvolgend dienstverband.
- De werknemer kon bij de nieuwe werkgever zijn financiële positie iets kan verbeteren en hij zou met minder reistijd en minder reiskosten te maken krijgen.
Het hof is van oordeel dat de werknemer daarmee voldoende aannemelijk heeft gemaakt een gerechtvaardigd belang te hebben om bij de nieuwe werkgever te werken.
Het hof is uiteindelijk met de kantonrechter van oordeel dat aannemelijk is dat de bodemrechter aan het concurrentiebeding haar werking zal ontnemen. De door de werkgever gevorderde voorziening wordt ook in hoger beroep niet toegewezen en de door de kantonrechter uitgesproken schorsing van het concurrentiebeding wordt gehandhaafd.
Opmerkingen tot slot
In deze uitspraak ging het om de bedoeling van een concurrentiebeding. Zoals duidelijk uit de uitspraak blijkt, kan een werkgever een concurrentiebeding inzetten om zijn bedrijfsdebiet te beschermen. Met een concurrentiebeding kunnen bedrijfsgeheimen en andere concurrentiegevoelige informatie worden beschermd, dan wel hiermee kan worden voorkomen dat een werknemer bepaalde relaties meeneemt naar een concurrent. Een concurrentiebeding is niet bedoeld om werknemers te binden. Werkgevers zullen zich hiervan bij het opnemen van een concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst en indien zij een werknemer aan een overeengekomen concurrentiebeding willen houden bewust moeten zijn.
Heeft u vragen over de mogelijkheden met betrekking tot het opnemen van een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst of wilt u een werknemer aan een overeengekomen concurrentiebeding houden? Vanzelfsprekend kan een van onze specialisten u verder helpen.
Bron: ECLI:NL:GHAMS:2021:513
Gepubliceerd op LinkedIn op 26 april 2021