Slapende dienstverbanden voor 1 juli 2015
22 april 2020
Slapende dienstverbanden vóór 1 juli 2015
Op 1 juli 2015 is de transitievergoeding ingevoerd. Kort gezegd, moet een werkgever in bepaalde gevallen een vergoeding aan een ontslagen werknemer betalen.
Is een werknemer twee jaar ziek, dan kan de werkgever (met een ontslagvergunning van het UWV) tot ontslag overgaan. Ook in dat geval geldt de hoofdregel dat de werkgever een transitievergoeding aan deze werknemer moet betalen. Dit voelt voor werkgevers vaak ongerechtvaardigd. Immers, een werkgever is gedurende deze twee jaar verplicht om het loon door te betalen en re-integratieactiviteiten te ontplooien. Om die reden hebben veel werkgevers het dienstverband met de zieke werknemer slapend gehouden. Weliswaar werkt deze werknemer dan niet meer, maar er is nog wel een arbeidsovereenkomst. Er is dan geen transitievergoeding verschuldigd.
Inmiddels hebben veel langdurig zieke werknemers aan hun werkgevers verzocht om hun slapend dienstverband te laten eindigen en een transitievergoeding te voldoen. Is de werkgever hiertoe verplicht? De Hoge Raad heeft hierover inmiddels uitsluitsel gegeven (JAR 2019/312). Heel kort gezegd, is een werkgever verplicht om dit verzoek te honoreren, aangezien een dergelijke transitievergoeding via een compensatieregeling door de overheid uiteindelijk wordt vergoed. Maar hoe zit het met slapende dienstverbanden vóór 1 juli 2015? Destijds bestond de transitievergoeding immers niet en bedoelde compensatieregeling zou hierop geen betrekking hebben. De rechtbank Amsterdam (JAR 2020/74) en rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2020:563) oordeelden daarom dat deze dienstverbanden niet hoeven te worden beëindigd onder toekenning van een transitievergoeding. Helder toch? Niet helemaal, want de rechtbank Overijssel (ECLI:NL:RBOVE:2020:1282) denkt er toch wat anders over. De rechtbank Overijssel vindt (vooralsnog) dat als een dienstverband voor 1 juli 2015 slapend is geworden, er in beginsel ook recht op compensatie van de te betalen transitievergoeding kan bestaan. Wel oordeelde de rechtbank Overijssel dat de vraag of dit recht bestaat (uiteindelijk) door de bestuursrechter moet worden beantwoord. Wordt vervolgd.
Gepubliceerd op LinkedIn, 22 april 2020