Grotere onderzoeksplicht voor bedrijfsartsen bij aanstellingskeuringen (en verzuimbegeleiding?)
11 juni 2020
Op 5 juni jl. is de nieuwe (NVAB) Leidraad Aanstellingskeuringen verschenen. Deze leidraad is een geactualiseerde versie van de eerdere Leidraad Aanstellingskeuringen uit 2005 en is gemaakt in samenwerking met de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen van de SER en ondersteund door onderzoekers van TNO.
In de nieuwe Leidraad is als uitgangspunt gekozen dat bij de keuring gekeken moet worden of de medewerker (βkeurlingβ) in staat is de functie uit te oefenen en niet zozeer of er medische belemmeringen zijn. Dit dient de bedrijfsarts te doen aan de hand van bijzondere functie-eisen die de werkgever aan de bedrijfsarts kenbaar dient te maken. In de Leidraad wordt erkend dat een werkgever (bewust of onbewust) een verkeerde voorstelling van de functie-eisen kan geven. De Leidraad legt de bedrijfsarts daarbij (meer) verantwoordelijkheden en plichten op waar bedrijfsartsen zich bewust van moeten zijn.
Onderzoeksplicht
De bedrijfsarts dient zich hier allereerst tegen te wapenen door de werkgever adequaat te informeren over de wettelijke regels voor de aanstellingskeuring. Alleen als er aan de functie bijzondere functie-eisen worden gesteld is een medische (aanstellings)keuring mogelijk.
Daarnaast dient de bedrijfsarts duidelijke contractuele afspraken te maken met de werkgever over de gevolgen van het aanleveren van medische informatie. De Leidraad geeft niet aan of deze afspraken al opgenomen moeten zijn in het (basis)contract tussen de bedrijfsarts/arbodienst en de werkgever of dat dit bij de opdracht tot het uitvoeren van de aanstellingskeuring dient te gebeuren. Onze ervaring is in elk geval dat is veruit de meeste gevallen de arbodienst/bedrijfsarts niet vastlegt welke gevolgen de bedrijfsarts verbindt aan onjuiste informatie. Bedrijfsartsen die in dienst zijn van arbodiensten vertrouwen er meestal ook op dat de arbodienst die administratieve voorwaarden namens hen correct heeft vastgelegd. Het is verstandig als bedrijfsartsen die aanstellingskeuringen uitvoeren, dit nu ook zelf controleren aangezien het een persoonlijke (tuchtrechtelijke) verantwoordelijkheid is van de bedrijfsarts.
Ten derde dient de bedrijfsarts, bij twijfel van de correctheid van de gegevens, zelf onderzoek te verrichten naar de functie-eisen, bijvoorbeeld door informatie in te winnen bij de werkgever, de werkplek te bezoeken, informatie in te winnen bij de brancheorganisatie en relevante literatuur te bestuderen.
Gevolgen voor verzuimbegeleiding?
De bedrijfsarts dient er dus voor te zorgen dat hij/zij een juist en volledig beeld heeft van de bijzondere functie-eisen waarvoor de bedrijfsarts de aanstellingskeuring uitvoert. Een bedrijfsarts kan en mag er dus niet klakkeloos op vertrouwen dat de functie-eisen die de werkgever aandraagt altijd juist zijn maar dient zich er van te vergewissen dat die informatie ook redelijkerwijs juist is.
De verdergaande onderzoeksplicht roept de vraag op of dit ook niet doorwerkt in de verzuimbegeleiding door bedrijfsartsen. Een van de taken van de bedrijfsarts in het kader van de verzuimbegeleiding is immers om te bepalen of de werknemer (medisch) in staat is de bedongen arbeid te verrichten. Die beoordeling vertoont veel overeenkomsten met de aanstellingskeuring waarbij, op basis van de nieuwe Leidraad, eveneens bepaald moet worden of de werknemer in staat is de functie uit te oefenen.
In praktijk blijkt nog wel eens dat bedrijfsartsen geen onderzoek doen naar de functie(eisen) van de medewerker die zij tijdens diens verzuim begeleiden maar afgaan op hetgeen de werkgever of de werknemer daarover vertelt. Op basis van deze Leidraad is verdedigbaar dat de onderhoudsplicht die op de bedrijfsarts rust in het kader van de aanstellingskeuring ook geldt bij de verzuimbegeleiding.
Gepubliceerd op LinkedIn 11 juni 2020