Geen recht meer op loon, wel recht op gefixeerde schadevergoeding
12 april 2021
Als een werkgever bij een opzegging niet de geldende opzegtermijn in acht neemt, kan de werknemer aanspraak maken op de gefixeerde schadevergoeding. Deze mogelijkheid heeft de werknemer ook als er geen recht op loon bestaat, zo besliste ook de Rechtbank Midden-Nederland recentelijk. Een opzegging wegens langdurige arbeidsongeschiktheid zonder inachtneming van de opzegtermijn, kwam de werkgever in kwestie duur te staan.
Even kort, wat speelde er?
De werknemer was op 1 november 1984 in dienst getreden bij de werkgever. Het laatstverdiende salaris van de werknemer bedroeg € 7.201,- bruto per maand, te vermeerderen met emolumenten. De werknemer had zich op 10 december 2018 ziekgemeld in verband met een burn-out en is tot einde wachttijd arbeidsongeschikt gebleven. Het UWV heeft de werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt geoordeeld en hem bij beslissing van 18 december 2020 een IVA-uitkering toegekend per 10 december 2020. De werkgever heeft per 10 december 2020 de eindafrekening opgemaakt en de werknemer heeft op 18 december 2020 de salarisspecificatie hiervan ontvangen. De werkgever liet de werknemer vervolgens op 21 december 2020 weten dat zij een ontslagaanvraag had ingediend bij het UWV en dat het dienstverband is geëindigd op 10 december 2020. Uiteindelijk trekt de werkgever de ontslagaanvraag in.
In de procedure bij de Rechtbank Midden-Nederland maakt de werknemer onder andere aanspraak op de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:672 lid 11 BW. De werknemer stelt dat de arbeidsovereenkomst op 10 december 2020 op initiatief van de werkgever is beëindigd en dat sprake is van een onregelmatige opzegging. De werkgever stelt dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden heeft plaatsgevonden.
Oordeel kantonrechter: de werkgever is de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd
De kantonrechter oordeelde dat niet gebleken was van een beëindiging met wederzijds goedvinden. Op grond van artikel 7:670b lid 1 BW geldt dat een overeenkomst waarmee een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd alleen geldigheid heeft wanneer deze overeenkomst schriftelijk is aangegaan. Van een dergelijke overeenkomst was niet gebleken, aldus de kantonrechter.
De kantonrechter vervolgt. Op grond van artikel 7:672 lid 11 BW is de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. De werkgever had de arbeidsovereenkomst met de werknemer op onregelmatige wijze opgezegd, omdat er geen sprake was van een verleende ontslagvergunning, noch van wederzijds goedvinden en de geldende opzegtermijn van vier maanden was niet in acht genomen. De hoogte van de gefixeerde schadevergoeding is gerelateerd aan het bedongen loon. Overeenkomstig het karakter van de wettelijke schadeloosstelling is voor de berekening van die schadeloosstelling enkel van belang het loon, zoals vastgesteld bij of krachtens de arbeidsovereenkomst ‘zoals deze ten tijde van de beëindiging der arbeidsovereenkomst tussen partijen gold’, onverschillig of op uitbetaling van dat loon daadwerkelijk aanspraak bestond en onafhankelijk van de geleden schade. Dat bij een juiste opzegging geen loon over die opzeggingstermijn verschuldigd zou zijn geweest en de werknemer ook recht heeft op een IVA-uitkering, doet aan de verplichting tot betaling en de berekening van deze gefixeerde schadevergoeding dus niet af, zo oordeelt de kantonrechter. De kantonrechter wijst het verzoek van de werknemer tot toewijzing van de gefixeerde schadeloosstelling dan ook toe, maar ziet uit billijkheidsoverwegingen wel aanleiding om de gefixeerde schadevergoeding, op verzoek van de werkgever, te matigen tot drie maanden (met inachtneming van artikel 7:672 lid 12 BW). Uiteindelijk wordt een bedrag van € 25.275,51 bruto aan de werknemer toegewezen.
Een dure les voor de werkgever
Deze onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst is een dure les voor deze werkgever. Indien de werkgever de opzegtermijn in acht zou hebben genomen bij de opzegging, zou over de opzegtermijn geen loon verschuldigd zijn geweest. De periode van loondoorbetaling op grond van artikel 7:629 BW was immers verstreken en de werknemer verrichtte geen werkzaamheden meer. De niet in achtgenomen opzegtermijn kostte de werkgever nu ruim € 25.000,-.
Bent u van plan om de arbeidsovereenkomst met een langdurig arbeidsongeschikte werknemer te beëindigen en heeft u behoefte aan advies, neem dan contact met ons op. Wij helpen u graag verder.
Gepubliceerd op LinkedIn op 12 april 2021