Gedeeltelijke beëindiging voor WWZ heeft geen invloed op hoogte transitievergoeding einde slapend dienstverband
9 juli 2021
We zien ze de laatste tijd vaak voorbijkomen in uitspraken: de Kolom-beschikking en de Xella-beschikking. Wat oordeelde de Hoge Raad ook alweer in deze arresten?
De Kolom-beschikking en de Xella-beschikking
In de Kolom-beschikking heeft de Hoge Raad bepaald dat ook bij gedeeltelijke beëindiging van een arbeidsovereenkomst, door gedwongen omstandigheden (zoals bijvoorbeeld langdurige arbeidsongeschiktheid), aanspraak kan worden gemaakt op een transitievergoeding. In de Xella-beschikking heeft de Hoge Raad geoordeeld dat bij slapende dienstverbanden werkgevers, vanwege de invoering van de compensatieregeling, verplicht zijn in te stemmen met een beëindigingsvoorstel van de werknemer als is voldaan aan de voorwaarden voor een ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.
In de kwestie die ik hieronder zal bespreken, deed de werkgever de werknemer een beëindigingsvoorstel wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. De werknemer was het niet eens met de door de werkgever aangeboden vergoeding en meende dat ook de gedeeltelijke beëindiging in 2011 nog betrokken zou moeten worden bij de berekening van de transitievergoeding.
Wat waren de feiten?
De werknemer is op 30 juni 1980 bij de werkgever in dienst getreden. Tot 1 juni 2011 heeft de werknemer gedurende 39 uur per week de functie van ijzerwerker vervuld. De werknemer ontvangt met ingang van 1 juni 2011 een loongerelateerde WGA-uitkering. Op 31 mei 2011 hebben de werkgever en de werknemer een vaststellingsovereenkomst gesloten. De arbeidsovereenkomst werd met wederzijds goedvinden per 31 mei 2011 beëindigd en per 1 juni 2011 werd een nieuwe arbeidsovereenkomst aangegaan. Vanaf 1 juni 2011 is de werknemer gedurende 20 uur per week werkzaam in de functie van constructiewerker bank-/ijzerwerk.
In 2018 is de werknemer volledig arbeidsongeschikt geraakt. Vanaf 16 juli 2020 hoeft de werkgever geen loon meer aan de werknemer te betalen en ontvangt de werknemer een WIA-uitkering van het UWV. De werkgever heeft de werknemer een voorstel gedaan om de arbeidsovereenkomst te beëindigen door middel van een beëindigingsovereenkomst, vanwege de langdurige arbeidsongeschiktheid, onder toekenning van een transitie-/beëindigingsvergoeding van € 28.657,71 bruto. De werknemer heeft hiermee niet ingestemd.
De werknemer verzoekt de kantonrechter om de werkgever te veroordelen aan hem een transitievergoeding toe te kennen van € 55.886,33 bruto. Hij legt hieraan de Kolom-beschikking van de Hoge Raad ten grondslag. Aangezien de arbeidsovereenkomst van de werknemer per 1 juni 2011 reeds gedeeltelijk is geëindigd en de werknemer daarvoor niet is gecompenseerd, meent hij recht te hebben op de volledige transitievergoeding.
Wat oordeelt de rechter?
De rechter stelt vast dat de werknemer meer dan twee jaar arbeidsongeschikt is en dat voor de werkgever geen verplichting meer bestaat om zijn loon door te betalen. De werkgever kan om deze reden de arbeidsovereenkomst opzeggen. De werknemer en de werkgever wensen te komen tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar partijen zijn verdeeld over de vraag hoe hoog de transitievergoeding moet zijn. De werknemer doet allereerst een beroep op de Xella-beschikking, maar de kantonrechter overweegt dat de werkgever niet de intentie heeft om van het dienstverband een slapend dienstverband te maken. Dat partijen van mening verschillen over de omvang van de te betalen vergoeding maakt niet dat de werkgever niet als goed werkgever handelt.
Over de hoogte van de te betalen vergoeding merkt de kantonrechter het volgende op. De werknemer gaat voor de berekening van de transitievergoeding uit van de fictie dat hij sinds 1980 volledig in dienst is geweest bij de werkgever en onderbouwt dit met de Kolom-beschikking van de Hoge Raad. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer in dat standpunt niet kan worden gevolgd. De Kolom-beschikking beantwoordt de vraag of een gedeeltelijke transitievergoeding op zijn plaats is wanneer sprake is van een substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd ten gevolge van blijvende gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Van een dergelijke substantiële en structurele wijziging is in deze zaak echter geen sprake, aldus de kantonrechter. Partijen willen immers tot een algehele beëindiging van de arbeidsovereenkomst komen. De wijziging van de arbeidstijd in 2011 was ruim voor de inwerkingtreding van de WWZ en invoering van de transitievergoeding. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat de wet en de Kolom-beschikking geen basis bieden om thans bij de berekening van de transitievergoeding de fictie te hanteren dat werknemer sinds 1980 tot heden de volledige arbeidsduur, dan wel tegen een volledig salaris, in dienst is geweest.
Tot slot
Heeft u discussie met een werknemer over de berekening van de transitievergoeding, neemt u dan contact met ons op. Wij kunnen u hiermee helpen.
Bron: Rechtbank Rotterdam 6 mei 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:5802
Gepubliceerd op LinkedIn, 9 juli 2021.