Coronacrisis: mag een werkgever een mondkapjesplicht instellen?
13 januari 2021
In een kort gedingprocedure is deze vraag onlangs aan de rechtbank voorgelegd (ECLI:NL:RBMNE:2021:51). Wat besliste de rechtbank?
Deze zaak heeft betrekking op een ambachtelijke bakkerij met verschillende vestigingen. Deze bakkerij heeft een chauffeur in dienst. De werkzaamheden van deze chauffeur bestaan o.a. uit het bezorgen van goederen tussen de verschillende vestigingen. Vanwege de coronapandemie heeft de werkgever besloten om haar beleid aan te scherpen. Er werd besloten dat het personeel binnen de bedrijfspanden een mondkapje moet dragen.
Deze chauffeur was het hiermee niet eens. Hij weigerde om een mondkapje te dragen. De werkgever heeft daarom besloten om de betaling van het loon op te schorten. De chauffeur heeft vervolgens een kort gedingprocedure gestart. De chauffeur vindt dat het dragen van een mondkapje een inbreuk maakt op zijn persoonlijke levenssfeer, omdat dit hinder, ongemak en gezondheidsrisico’s zou veroorzaken.
De rechtbank stelde echter vast dat een werkgever een wettelijk instructierecht heeft. Kort gezegd, betekent dit dat een werkgever eenzijdig voorschriften aan haar personeel kan geven, tenzij er een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging bestaat. Deze waren er niet.
De werknemers van de bakkerij zijn daarom gehouden om instructies op te volgen. Daarbij geldt wel dat de instructie een legitiem doel moet hebben Ên dat de instructie een geschikt middel is om dat doel te bereiken. Deze vereisten heeft de rechtbank beoordeeld. Verder heeft de rechtbank onderzocht of de gestelde inbreuk op de persoonlijke levenssfeer evenredig is in verhouding tot het belang van de werkgever bij het bereiken van het beoogde doel en of de werkgever dat doel redelijkerwijs op een minder ingrijpende wijze kon bereiken.
De rechtbank is van oordeel dat de verplichting tot het dragen van een mondkapje in de bedrijfspanden twee legitieme doelen dient. Ten eerste is de bakkerij als werkgever verplicht de individuele belangen van haar werknemers te beschermen door zorg te dragen voor een gezonde en veilige werkomgeving. Ten tweede heeft de bakkerij haar bedrijfsbelang te beschermen, omdat zij onder meer een loondoorbetalingsverplichting heeft bij ziekte.
Hoewel over de effectiviteit van een mondkapje wordt getwist, is een mondkapje volgens de rechtbank een maatschappelijk aanvaard middel. De rechtbank stelde daarom voorlopig vast dat het dragen van een mondkapje gedurende de coronapandemie aan de veiligheid en gezondheid kan bijdragen.
De rechtbank vindt dus dat het personeel van de bakkerij gehouden was om in het bedrijfspand een mondkapje te dragen.
De chauffeur vond dat hij uitgezonderd moet worden van deze mondkapjesplicht. Hij bracht met name de goederen in een transportbus rond en was daarom slechts incidenteel in het pand aanwezig. Ook zou hij vrijwel geen contact met collega’s hebben. Als hij toch een collega in het pand tegenkomt, dan zou de chauffeur zich aan de 1,5 meter maatregel houden. De rechtbank wees deze argumenten van de hand.
In de eerste plaats vond de rechtbank dat de werkgever er belang bij heeft om ten aanzien van de instructie ÊÊn lijn te trekken binnen het bedrijf. Het dragen van een mondjekapje kan immers pas effectief zijn als iedereen zich daar inpandig aan houdt. In de tweede plaats gold voor de chauffeur min of meer al een differentiatie. De chauffeur hoeft in de transportbus immers geen mondkapje te dragen, waardoor hij al grotendeels van zijn werktijd is ontheven van de mondkapjesplicht. Volgens de rechtbank is de inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer dan ook zeer beperkt. Ook zijn er geen medische- of psychische beperkingen bij de chauffeur waardoor hij het mondkapje niet zou kunnen dragen.
Kortom, ook deze chauffeur moet zich aan de mondkapjesplicht houden.
Gepubliceerd op LinkedIn op 13 januari 2021