Advies aan de Hoge Raad: om te beoordelen of iemand zzp’er is moet in eerste instantie gekeken worden naar de arbeidsrelatie en niet naar de specifieke persoon
1 oktober 2024
De discussie over zelfstandigen en schijnzelfstandigheid houdt al enige weken vele ondernemers bezig. Ook rechters worstelen nog met de vraag wanneer er nu sprake is van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in een lopende zaak over de Uber-chauffeurs nu prejudiciรซle vragen gesteld. Een van de vragen betreft de vraag hoe zwaar het gezichtspunt “gedraagt de werkende zich in het verkeer als ondernemer” weegt. Voorafgaand aan die uitspraak heeft AG De Bock op 30 september 2024 haar conclusie (advies aan de Hoge Raad) kenbaar gemaakt.
Kort gezegd gaat het over de volgende vraag: is het van belang dat de werkende zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt om te kunnen worden aangemerkt als zelfstandige? Samengevat vindt de AG het volgende: het persoonlijk ondernemerschap komt pas aan de orde wanneer alle andere gezichtspunten geen uitsluitsel bieden over de kwalificatie van de overeenkomst. In eerste instantie moet namelijk gekeken worden naar de arbeidsrelatie en niet naar de persoon van de werkende zelf. Hoe een werkende zich in het economisch verkeer opstelt is dus van minder groot belang, maar het kan wel meewegen in het totaalplaatje. Het lijkt er dus op dat AG de Bock adviseert om minder gewicht toe te kennen aan dit gezichtspunt.
De vraag is of de Hoge Raad deze conclusie zal volgen of toch een ander oordeel zal geven. Zodra hier antwoord op is, stellen wij u daarvan op de hoogte. Volg daarom zeker onze pagina voor het laatste nieuws.
Gepubliceerd op LinkedIn, 1 oktober 2024