Fibromyalgie en onbegrepen chronisch pijnsyndroom en toch een IVA?
27 april 2022
Een IVA uitkering is een WIA-uitkering voor mensen die volledig arbeidsongeschikt zijn, maar waarvan ook vaststaat dat zij duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Met duurzaam wordt bedoeld dat sprake moet zijn van een medisch stabiele of verslechterende situatie waarbij er op lange termijn geen of slechts een geringe kans op herstel bestaat.
Voor zowel de werkgever en de werknemer zit er nogal een verschil in of er een WGA-uitkering of een IVA-uitkering wordt toegekend. Immers, de WGA-uitkering heeft invloed op de hoogte van de gedifferentieerde WGA-premie of moet door de eigenrisicodragende werkgever zelf worden betaald. Voor de IVA-uitkering hoeft de (ex)werkgever niets te betalen. Voor de werknemer levert de IVA-uitkering een hogere uitkering op, namelijk 75% van het dagloon in plaats van 70% van het dagloon). Omdat vaststaat dat de IVA-gerechtigde geen benutbare arbeidsmogelijkheden meer heeft en dat de medische situatie niet zal verbeteren, gelden er bovendien minder re-integratieverplichtingen.
Vooral over de duurzaamheid wordt regelmatig geprocedeerd. Als er een duidelijke medische oorzaak aangewezen kan worden en het ziekteverloop en de behandelingen zijn bekend, is het vaak al lastig genoeg om vast te stellen of sprake is van een medische stabiele of verslechterende situatie en of er op de lange termijn nog een kans is op herstel. Als er sprake is van een minder duidelijk ziektebeeld of onbegrepen klachten, kan dat helemaal lastig zijn. Verzekeringsartsen en medisch adviseurs zijn het lang niet altijd met elkaar eens en hierover kunnen lang lopende conflicten ontstaan.
Wij hebben recent, na lang wachten, een positieve uitspraak van de Centrale Raad van Beroep ontvangen waarbij de Centrale Raad van Beroep met terugwerkende kracht, vanaf augustus 2015, een IVA-uitkering heeft toegekend aan de werkneemster die lijdt aan fibromyalgie en onbegrepen medische klachten. In deze kwestie was er met name discussie over de vraag of er op lange termijn een geringe kans op herstel was of niet. In deze kwesties is belangrijk dat de inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar en daarna dient te berusten op een concrete en duidelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de desbetreffende individuele verzekerde aan de orde zijn. Als de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, dan is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde. Het UWV moet dan motiveren waarom en in welk opzicht een verbetering van de belastbaarheid van de verzekerde verwacht kan worden door inzet van een bepaalde behandeling of bepaalde medicatie.
Wij zien in de praktijk dat er nogal eens algemene onderbouwingen worden gegeven die niet specifiek zijn toegespitst op de individuele verzekerde en/of niet (duidelijk) wordt gemotiveerd op welke punten van de FML dan verbeteringen te verwachten zijn en wat dit betekent voor de belastbaarheid van de arbeid. Een bezwaar, beroep of zelfs hoger beroep kan in zo’n geval zinvol zijn, al moet je er soms een lange adem voor hebben. Dat levert dan uiteindelijk wel een mooi resultaat op.
Heeft u vragen naar aanleiding van dit bericht, neem dan gerust contact met ons op.
Gepubliceerd op LinkedIn: 27 april 2022