Regeling compensatie transitievergoeding; is te laat, ook echt te laat?
20 april 2022
Als een werknemer verzoekt om een slapend dienstverband wegens langdurige arbeidsongeschiktheid onder toekenning van een transitievergoeding te laten eindigen, dan moet een werkgever daar in principe aan meewerken. De werkgever zou immers bij het UWV aanspraak kunnen maken op compensatie van deze transitievergoeding. Dit laatste is geregeld in de Regeling compensatie transitievergoeding.
In deze regeling wordt aan een mogelijke compensatie een aantal eisen gesteld, waaronder het tijdig indienen van een aanvraag. Wat nu als een werkgever hiermee slechts één dag te laat is? Mag het UWV deze aanvraag dan afwijzen?
Deze situatie is onlangs ter beoordeling voorgelegd aan de rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2022:1402). Waar ging deze zaak over?
In deze zaak is een aangevraagde compensatie door het UWV afgewezen, omdat de aanvraag niet binnen de gestelde termijn is ingediend. Deze werkgever was hiermee echter slechts één dag te laat.
De rechtbank oordeelde dat deze regeling geen ruimte biedt om van de aanvraagtermijn af te wijken. Deze regeling is een algemeen verbindend voorschrift die door de rechtbank kan worden getoetst op rechtmatigheid in een zaak over een besluit dat op zo’n voorschrift berust; een zogenaamde “exceptieve toetsing”.
Deze werkgever vond dat het UWV de aanvraag in behandeling had moeten nemen, omdat strikte toepassing van de aanvraagtermijn in strijd zou zijn met het evenredigheidsbeginsel.
Het afwijzen van de aanvraag stond volgens deze werkgever namelijk niet in verhouding tot het één dag te laat indienen van de aanvraag door onvoorziene omstandigheden, het bedrag van de betaalde transitievergoeding en het doel van de compensatieregeling. Kort gezegd, zou de werkgever deze aanvraag hebben uitbesteed aan haar verzekeraar en zou er problemen zijn met het via een ‘ketenmachtiging’ kunnen indienen van de aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de werkgever de door haar ervaren omstandigheden bij de aanvraag onvoldoende heeft onderbouwd.
De rechtbank zag dan ook geen reden om bij wijze van exceptieve toetsing te beoordelen of de gevolgen van de strikte toepassing van de aanvraagtermijn voor de werkgever onevenredig zou uitpakken. Het UWV heeft de aanvraag in dit geval terecht afgewezen.
Gepubliceerd op LinkedIn: 20 april 2022