Is een wens van de werknemer tot beëindiging van het slapende dienstverband voldoende voor een beroep op de Xella-beschikking?
15 december 2021
Inmiddels is er volop geprocedeerd over slapende dienstverbanden en de beëindiging daarvan op grond van een beroep op de Xella-beschikking. Wat houdt de Xella-beschikking ook alweer in?
Als voldaan is aan de vereisten van artikel 7:669 lid 1 en 3 aanhef en onder b BW voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, dan geldt als uitgangspunt dat een werkgever gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van de wettelijke transitievergoeding.
In de rechtspraak ontstaan steeds meer situaties die worden opgeworpen tijdens de discussies over dit onderwerp. Hoe zit het bijvoorbeeld als de werknemer bijna de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt? En is het uiten van de wens tot beëindiging van het dienstverband door de werknemer voldoende om ervoor te zorgen dat werkgever over moet gaan tot een beëindiging? Bij de rechtbank Noord-Nederland speelde deze laatste vraag een rol.
Feiten
De werknemer was sinds 30 november 1987 in dienst getreden bij de werkgever als docent marketing. Van 6 tot en met 16 december 2013 was hij ziek. Op 6 januari 2014 meldde hij zich opnieuw ziek en sindsdien is hij onafgebroken arbeidsongeschikt geweest. Vanaf 24 december 2015, na het einde van de wachttijd, heeft het UWV een WGA-uitkering toegekend aan de werknemer. Vanaf dat moment stopte de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever en kon het dienstverband worden beëindigd vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid.
Werkgever heeft op eigen initiatief in november 2016 een voorstel gedaan tot beëindiging van het dienstverband zonder toekenning van de wettelijke transitievergoeding. De werknemer is niet ingegaan op het voorstel. Op 9 augustus 2018 heeft de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, waardoor de arbeidsovereenkomst van rechtswege per 1 september 2018 is geëindigd.
Werknemer deelde werkgever in februari 2020 mede dat hij van mening was dat werkgever in strijd met goed werkgeverschap had gehandeld door na te laten het dienstverband te beëindigen onder toekenning van de transitievergoeding. De werknemer stapte naar de rechter en vorderde schadevergoeding ter hoogte van het bedrag van de wettelijke transitievergoeding, te weten € 70.000,- bruto.
Oordeel rechter
De rechter oordeelt dat uit de Xella-beschikking niet kan worden afgeleid dat de werkgever in strijd handelt met het beginsel van goed werkgeverschap, door een slapend dienstverband niet te beëindigen als de werknemer daartoe wel de wens heeft maar geen beëindigingsvoorstel aan de werkgever heeft gedaan.
De Xella-beschikking beantwoordt de vraag of de werkgever onder bepaalde omstandigheden verplicht kan worden in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van het dienstverband onder toekenning van de wettelijke transitievergoeding. Die vraag heeft de Hoge Raad bevestigend beantwoord. Uit het antwoord van de Hoge Raad kan volgens de rechter echter niet worden afgeleid dat de enkele (kenbare) wens van een werknemer al voldoende is om aan te nemen dat de werkgever in strijd heeft gehandeld met de norm van het goed werkgeverschap, indien de werkgever niet in actie is gekomen om aan die wens te voldoen.
Nu volgens de rechter niet vaststaat dat de werknemer heeft verzocht om beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van de transitievergoeding, wordt zijn vordering afgewezen.
Bovendien oordeelt de rechter nog dat (voor zover wel een voorstel was gedaan) uit de Xella-beschikking niet volgt dat ongeacht de compensatieregeling iedere weigering van een werkgever na 1 juli 2015 van een dergelijk beëindigingsverzoek als strijdig met het goed werkgeverschap te gelden heeft. Dit is naar het oordeel van de rechter slechts het geval vanaf het moment dat de werkgever ervan uit kon gaan dat hij aanspraak kon maken op (gedeeltelijke) compensatie van een transitievergoeding. Dit is pas het geval vanaf 20 juli 2018.
Conclusie
Als werkgever ben je dus niet verplicht om zelf het initiatief te nemen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van de transitievergoeding vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid. Wanneer de werknemer een voorstel ter beëindiging doet, is de werkgever in beginsel wel verplicht hiermee in te stemmen tenzij de werkgever een redelijk belang heeft bij voortzetting van het dienstverband. De werkgever kan tegenwoordig in deze situatie compensatie aanvragen voor de transitievergoeding. De werkgever krijgt de betaalde transitievergoeding dan vergoed van het UWV.
De werknemer moet dus wel een voorstel doen tot beëindiging, het enkele uitspreken van de wens tot beëindiging is niet voldoende.
Gepubliceerd op LinkedIn, 15 december 2021.