Mijn werknemer werkt door corona al geruime tijd thuis. Welke rechter is nu bevoegd!?
17 november 2021
De wet bepaalt welke rechter er in een arbeidsrechtelijk geschil bevoegd is. Dat kan bijvoorbeeld de plaats van de werkgever zijn, de plaats waar feitelijk wordt gewerkt, of de woonplaats van de werknemer. Dit hangt ervan af wie de procedure start.
In het geval van een ontbindingsverzoek van de werkgever, zijn er meerdere opties. Vaak wordt gekozen voor de rechter van de woonplaats van de werknemer (artikel 99 Rv), maar het is ook mogelijk om te kiezen voor de rechter van de plaats waar de arbeid laatstelijk gewoonlijk werd verricht (artikel 100 Rv). De woonplaats van de werknemer levert doorgaans geen probleem op. Over de plaats waar de arbeid laatstelijk gewoonlijk werd verricht kan wel discussie ontstaan. Want hoe zit het nu met bijvoorbeeld thuiswerken? Wordt de arbeid dan laatstelijk gewoonlijk vanuit huis verricht?
Deze vraag speelde ook in een zaak bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht.
Feiten
De werknemer was op 1 oktober 2017 in dienst getreden bij de werkgever. In de arbeidsovereenkomst was als standplaats het kantoor van de werkgever overeengekomen van waaruit de werkzaamheden zouden worden verricht. Vanaf maart 2020 werkte de werknemer vanuit huis. Deze thuiswerkinstructie volgde op het advies van overheidswege om zoveel mogelijk vanuit huis te werken.
Geschil
In februari 2021 ontstond een geschil tussen de werkgever en de werknemer. Als gevolg daarvan diende de werkgever in juli 2021 een ontbindingsverzoek in bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. De werknemer stelde dat de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, niet bevoegd was. De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, zou bevoegd zijn, omdat dit de woonplaats is van de werknemer en hij de afgelopen anderhalf jaar vanuit huis heeft gewerkt. Zowel op grond van artikel 99 (woonplaats) als artikel 100 Rv (plaats waar werkzaamheden laatstelijk gewoonlijk werden verricht) is deze rechter dus bevoegd, aldus de werknemer.
Oordeel rechter
Niet in geschil is dat de rechtbank Noord-Nederland bevoegd is op grond van artikel 99 Rv, de woonplaats van de werknemer. Daar kon de werkgever dus sowieso terecht met het ontbindingsverzoek. Ook staat niet ter discussie dat de werknemer de laatste tijd vanuit huis werkte. Maar dient de thuiswerkplek nu gezien te worden als de plaats waar de werkzaamheden gewoonlijk werden verricht?
Is de plaats waar de arbeid gewoonlijk of laatstelijk gewoonlijk werd verricht dus gewijzigd door het thuiswerken?
Bij de vraag naar de gewoonlijke arbeidsplaats gaat het volgens de rechter niet alleen om duurzaamheid van de arbeidsverrichting op een bepaalde plaats, maar ook de beweegreden voor de keuze van de werkplaats speelt een rol. Uitgangspunt is de standplaats die partijen zijn overeengekomen. Dat de werknemer al anderhalf jaar vanuit huis werkt is vooralsnog van tijdelijke aard in verband met het overheidsadvies. De werkgever heeft geen standplaatswijziging doorgevoerd en ook is het thuiswerkbeleid niet structureel aangepast. Gelet daarop wordt aangesloten bij de bepaling uit de arbeidsovereenkomst en blijft het kantoor van werkgever de plaats waar de werkzaamheden gewoonlijk werden verricht.
Conclusie
De standplaats van de werknemer verandert dus niet zomaar doordat de werknemer in deze coronacrisis vanuit huis werkt. Uitgangspunt blijft hetgeen is overeengekomen in de arbeidsovereenkomst. Mogelijk is dit wel anders als de werkgever het thuiswerkbeleid structureel had aangepast, of als een werknemer ook na de coronacrisis structureel thuis blijft werken.
Gepubliceerd op LinkedIn, 17 november 2021