Geen aantasting bedrijfsdebiet, concurrentiebeding geschorst
6 september 2021
Werkgevers nemen vaak standaard een concurrentiebeding op in de arbeidsovereenkomst. Sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid per 1 juli 2015 is het al lastiger geworden om een geldig concurrentiebeding op te nemen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is slechts geldig indien uit de bij dat beding opgenomen schriftelijke motivering van de werkgever blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen.
Bij de beoordeling van een concurrentiebeding door een rechter zal altijd een belangenafweging plaatsvinden. Een belangrijk belang voor een werkgever bij het houden van een werknemer aan een concurrentiebeding is de bescherming van het bedrijfsdebiet. Recent heeft een kantonrechter het concurrentiebeding van een werknemer (tennisleraar) geschorst, omdat er van schending van het bedrijfsdebiet van de werkgever geen sprake was.
Wat speelde er?
De werknemer is op 7 januari 2019 als tennisleraar bij de werkgever in dienst getreden. De omvang van het dienstverband was bepaald op 25 uur per week tegen een brutoloon van € 21,00 per lesuur inclusief opbouw voor vakantiedagen. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst is een concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding opgenomen. Op 10 februari 2021 heeft de werknemer de arbeidsovereenkomst met de werkgever opgezegd tegen 1 april 2021. Vervolgens is hij per die datum in dienst getreden bij Totaal in Tennis. Totaal in Tennis laat de werknemer sindsdien tennislessen verzorgen bij een reeds lang bestaande relatie van Totaal in Tennis, een tennisclub binnen het geografisch bereik van het concurrentiebeding. De werkgever houdt de werknemer aan het concurrentiebeding en heeft hem gevraagd de werkzaamheden bij de betreffende relatie van Totaal in Tennis te staken.
De werknemer vordert in kort geding (gedeeltelijke) schorsing van het concurrentiebeding met dien verstande dat het werknemer wordt toegestaan per 1 april 2021 in dienst te treden bij Totaal in Tennis in de functie van tennisleraar en les te geven aan de leden van genoemde relatie van Totaal in Tennis.
Wat oordeelde de kantonrechter?
Allereerst stelt de kantonrechter vast dat de geldigheid van het concurrentiebeding voorshands vast is komen te staan. Vervolgens beoordeelt de kantonrechter of het voorlopig voldoende aannemelijk is dat een benadeling van de werknemer aan de orde is (afgezet tegen het belang van de werkgever bij handhaving van het beding) en dat dit in een bodemprocedure zal leiden tot vernietiging van het concurrentiebeding.
Dat de werknemer in dienst is getreden van een concurrent en daarmee kennis en ervaring meeneemt, is niet een belang van de werkgever dat daarbij meeweegt. Ook het feit dat de arbeidsmarkt voor tennisleraren krap is, doet niet ter zake. Een concurrentiebeding is voor de werkgever immers niet bedoeld om werknemers aan zich te binden en weg te houden van een concurrerende onderneming. Daarvoor staan werkgevers andere middelen ter beschikking.
Bij de belangenafweging gaat het om het bedrijfsdebiet van de werkgever, de vergaarde kennis en opgebouwde goodwill. Gesteld noch gebleken is dat de werknemer over essentiële informatie beschikt die de (onderhandelings)positie van Totaal in Tennis heeft versterkt of zal versterken door het in dienst nemen van de werknemer. Evenmin is gebleken dat de werknemer over specifieke kennis met betrekking tot unieke werkprocessen beschikt. De werknemer stond enkel op de tennisbaan om daar algemeen gangbare lesstof te beoefenen en was niet betrokken bij de bedrijfsvoering. De kennis die de werknemer bezit over de prijzen die de werkgever hanteert, betreft louter algemeen toegankelijke kennis. De werkgever heeft voorts onvoldoende onderbouwd gesteld dat zij te vrezen heeft voor de omstandigheid dat de werknemer een zodanige klantenbinding heeft dat klanten van de werkgever zullen overstappen naar een tennisclub met wie Totaal in Tennis een contractuele relatie onderhoudt.
Aan de kant van de werknemer is er in de eerste plaats het belang, zeker voor een jeugdig persoon in het begin van zijn werkcarrière, om vrij te kunnen zijn in de keuze van een nieuwe werkkring. De werknemer kan zich ook financieel verbeteren, vooral als het gaat om secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals een pensioenvoorziening en de doorbetaling van salaris tijdens ziekte zónder wachtdagen.
Naar het oordeel van de kantonrechter dient de belangenafweging vooralsnog dan ook in het voordeel van de werknemer uit te vallen. Het concurrentiebeding wordt conform de vordering van de werknemer geschorst.
Tot slot
Heeft u een belang en twijfelt u hoe u dit belang het beste kunt beschermen? Wij kijken graag met u naar de mogelijkheden.
Bron: Rechtbank Gelderland 18 augustus 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:4664.
Gepubliceerd op LinkedIn, 6 september 2021