Gedragingen in privésfeer reden voor ontslag?
3 maart 2021
In beginsel hoeven (strafrechtelijke) gedragingen, begaan in de privésfeer, geen invloed te hebben op de arbeidsrechtelijke relatie. Echter, als er een duidelijke relatie bestaat tussen die gedragingen en het werk kan dit anders zijn. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelde in een recent arrest dat de gedragingen van een werkneemster in de privésfeer, die aan een strafrechtelijke veroordeling ten grondslag lagen, onverenigbaar zijn met de werkzaamheden van de werkneemster als zorgverlener.
Wat speelde er?
De werkneemster was op basis van een leerarbeidsovereenkomst in dienst bij de werkgever, een zorgaanbieder, in de functie Leerling MMZ (medewerker maatschappelijke zorg). De werkneemster werkte in een huis voor mensen met een verstandelijke beperking. Op 6 november 2018 is de werkneemster door de politie aangehouden vanwege verdenkingen van stalking/belaging, oplichting en poging tot chantage. Op 7 november 2018 is de werkneemster zonder voorafgaande mededeling aan de werkgever niet op haar werk verschenen. Bij brief van 20 december 2018 is door het OM aan de werkgever meegedeeld waarvan de werkneemster werd verdacht. De werkneemster is in april 2019 veroordeeld voor het bellen van 112 zonder noodzaak, belaging (stalking) en poging tot afdreiging.
Op verzoek van de werkgever, heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werkneemster ontbonden tegen 1 juni 2019 vanwege verwijtbaar handelen of nalaten van de werkneemster, zonder toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De werkneemster is tegen deze beslissing in hoger beroep gekomen.
Hoe oordeelt het hof?
Het hof overweegt dat het uitgangspunt is dat strafrechtelijke gedragingen, begaan in de privésfeer, geen invloed behoeven te hebben op de arbeidsrechtelijke relatie. Dit kan evenwel anders zijn indien er een duidelijke relatie bestaat tussen die gedragingen en het werk, onder meer indien het gaat om feiten die weliswaar volledig in de privésfeer zijn gepleegd, maar die onverenigbaar zijn met (de aard van) de functie die een werknemer bekleedt.
De bewezenverklaarde gedragingen zijn naar het oordeel van het hof onverenigbaar met de werkzaamheden van de werkneemster als zorgverlener, waarbij in het geval van de werkneemster zonder meer sprake is van een afhankelijke relatie met de patiënt. De werkneemster is als persoon in staat gebleken tot het verrichten van deze strafbare feiten in de privésfeer, zodat een risico op herhaling bestaat zowel op haar werk als in een privésituatie. Het hof acht het ook van belang dat het OM in de aard van de strafbare feiten en de werkzaamheden van de werkneemster aanleiding heeft gezien om op eigen initiatief de werkgever te informeren over de verdenkingen.
Het hof komt uiteindelijk tot het oordeel dat het handelen van de werkneemster zodanig verwijtbaar was dat in redelijkheid niet van de werkgever kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De kantonrechter had de arbeidsovereenkomst dan ook terecht ontbonden. Het hof oordeelt voorts dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen, zodat de kantonrechter bij het bepalen van de datum van ontbinding geen rekening hoefde te houden met de opzegtermijn. Voor toekenning van een billijke vergoeding was vanwege de ernstige verwijtbaarheid ook geen plaats.
Gepubliceerd op LinkedIn op 3 maart 2021