Tuchtrecht niet bedoeld om aansprakelijkheid vast te stellen
17 december 2020
Met enige regelmaat staan wij beroepsbeoefenaars, zoals bedrijfsartsen, verzekeringsartsen, arbeidsdeskundigen en psychologen, bij in tuchtzaken. In sommige gevallen is de klager van mening dat hij/zij schade heeft geleden en dat het tuchtrecht een laagdrempelige en goedkope manier is om de aansprakelijkheid van de beroepsbeoefenaar vast te stellen. De rechtbank Den Haag heeft in een recente uitspraak bevestigt dat dat niet het geval is.
Wat speelde er?
In deze zaak ging het om een familiezaak waarbij eiser, vader van een minderjarig kind, ontheven is uit het ouderlijk gezag. De vader dient een tuchtklacht in tegen de psycholoog die het onderzoek had uitgevoerd waarop deze maatregel (mede) werd gebaseerd. In eerste instantie wordt de klacht ongegrond verklaard maar in beroep komt het tuchtcollege (het college van Beroep van het Nederlands Instituut van Psychologen) tot de conclusie dat het rapport van de psycholoog uitvoerig is, maar veel overbodig materiaal bevat en structuur en opbouw mist. Het rapport voldoet daarom niet aan de professionele standaarden waardoor de klacht alsnog gegrond werd verklaard en werd de psycholoog een waarschuwing opgelegd.
De vader start daarop een procedure bij de rechtbank en stelt dat de (werkgever van de) psycholoog aansprakelijk is voor zijn materiele en immateriΓ«le schade. Daarbij stelt de vader dat de psycholoog onrechtmatig heeft gehandeld door een ondeugdelijk rapport uit te brengen.
Ander doel tuchtrecht
De rechtbank stelt voorop dat een tuchtrechtelijke procedure tot doel heeft een goede wijze van beroepsuitoefening te bevorderen en niet, ook niet mede, tot doel heeft de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de beroepsbeoefenaar vast te stellen. Bij de beoordeling van de vraag of een tuchtklacht gegrond is worden andere maatstaven gehanteerd dan bij de beoordeling van de civiele aansprakelijkheid. Dit betekent echter niet dat het oordeel van de tuchtrechter over het handelen van een beroepsbeoefenaar in een civiele procedure geen enkele rol kan spelen bij de beantwoording van de vraag of de beroepsbeoefenaar β en diens werkgever β aansprakelijk gehouden kan worden uit hoofde van onrechtmatige daad. Beroepsregels en tuchtrechtspraak vormen factoren die door de rechter moeten worden meegewogen bij de vraag of de betrokken beroepsbeoefenaar een beroepsfout heeft gemaakt waarvoor hij civielrechtelijk aansprakelijk is.
Vervolgens beoordeelt de rechtbank of tussen de schade en de mogelijke onrechtmatige daad van de psycholoog (die dus niet op voorhand vast staat door de tuchtrechtelijke uitspraak) voldoende causaal verboden bestaat. En dat is niet het geval. Er is namelijk niet aangetoond dat een deugdelijk rapport tot een andere uitkomst zou hebben geleid in de procedure waarin de vader uit het ouderlijk gezag is gezet. Om die reden hoeft ook de handelswijze van de psycholoog als vermeende onrechtmatige daad niet beoordeeld te worden en worden de vorderingen van de vader afgewezen.
Heeft een tuchtrechtelijke veroordeling dan totaal geen enkele waarde? Toch wel. Hoewel het tuchtrecht primair bedoeld is om de kwaliteit van de beroepsbeoefening te waarborgen en niet, ook niet een beetje, om de aansprakelijkheid vast te stellen, kan de rechter een tuchtuitspraak wel meewegen. In een tuchtrechtuitspraak wordt het handelen van een beroepsbeoefenaar immers beoordeeld door collega-beroepsgenoten, ondersteund door juristen. Als daaruit blijkt dat de beroepsbeoefenaar niet heeft gehandeld als een redelijk handelend en bekwaam beroepsbeoefenaar, dan kan een rechter dat meewegen in de beoordeling van een eventuele aansprakelijkheidszaak. Maar anders dan veel klagers denken, neemt de rechter een tuchtuitspraak niet klakkeloos over als basis om de beroepsbeoefenaar ook aansprakelijk te houden voor gestelde schade. Daarvoor moet aan alle vereisten van aansprakelijkheid zijn voldaan.
Gepubliceerd op LinkedIn op 17 december 2020