Het toepasselijke recht in internationale arbeidsovereenkomsten
12 juni 2020
Arbeidsmobiliteit over de landsgrenzen heen is de laatste jaren toegenomen. Dat betekent dat in toenemende mate een van de partijen bij de arbeidsovereenkomst niet van Nederlandse nationaliteit is. Ook komt het voor dat een van de partijen niet in Nederland woont of gevestigd is, danwel dat de arbeid niet op Nederlands grondgebied wordt verricht. We noemen dat internationale arbeidsovereenkomsten. Daarbij doet zich onder meer de vraag voor welk recht op de arbeidsovereenkomst van toepassing is.
Van groot belang voor het antwoord op deze vraag is de Verordening van 17 juni 2008 (EG nr. 593/2008), ook wel Rome I genoemd. De basisregel die Rome I geeft voor het op overeenkomsten toepasselijke recht is het keuzerecht van artikel 3. Voor (individuele) arbeidsovereenkomsten is in artikel 8 een bijzondere regeling opgenomen. Uit artikel 8 lid 1 volgt dat een individuele arbeidsovereenkomst in beginsel wordt beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen.
Als er geen keuze wordt gemaakt voor het toepasselijke recht, dan wordt de overeenkomst beheerst door het recht van het land waar of van waaruit de werknemer zijn arbeid verricht (artikel 8 lid 2). In de rechtspraak is verder uitgewerkt hoe moet worden beoordeeld waar of van waaruit de werkzaamheden worden verricht. Dit criterium kan namelijk vragen oproepen als de werkzaamheden niet in één land worden verricht, maar in verschillende landen. Ook als partijen wel een rechtskeuze hebben gemaakt, speelt het recht van het land waar of van waaruit de werkzaamheden worden verricht een rol. De rechtskeuze mag er namelijk niet toe leiden dat de werknemer de bescherming verliest van dwingendrechtelijke bepalingen van het land waar of van waaruit wordt gewerkt.
In gevallen waarin het niet mogelijk is om te bepalen waar of van waaruit de werknemer zijn werkzaamheden verricht, geldt op grond van artikel 8 lid 3 dat de overeenkomst wordt beheerst door het recht van het land waar de werkgever zich bevindt.
Op de twee regels in lid 2 en 3 is een uitzondering gemaakt in lid 4. Als uit het geheel van de omstandigheden blijkt dat de arbeidsovereenkomst een nauwere band heeft met een ander land, dan is het recht van dat andere land van toepassing. De regels uit lid 2 en 3 gelden in dat geval dus niet. Of er sprake is van deze exceptie en dus een ‘kennelijk nauwere band’ met een ander land, wordt beoordeeld aan de hand van alle factoren die de arbeidsbetrekking kenmerken. Ook moet de rechter rekening houden met alle omstandigheden van de zaak.
Leon Toonen
Advocaat bij WVO Advocaten
Gepubliceerd op LinkedIn, 12 juni 2020