Het boetebeding in huurovereenkomsten
3 juni 2020
Veel huurovereenkomsten voor bedrijfsruimten hebben algemene voorwaarden. In deze algemene voorwaarden is vaak een boetebeding opgenomen. De huurder moet bijvoorbeeld een boete betalen als hij de huursom niet (op tijd) heeft betaald. Deze boete kan soms behoorlijk oplopen. Mag de rechter deze boete matigen?
Dat mag. Echter, de rechter moet hierin terughoudend zijn. Kort gezegd, mag dit alleen als de boete tot een buitensporig en daardoor onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij zal de rechter kijken naar de verhouding tussen de werkelijke schade (die de verhuurder lijdt omdat er niet op tijd is betaald) en de hoogte van de boete. Ook kijkt de rechter naar de aard van de overeenkomst, de inhoud en strekking van het boetebeding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen (ECLI:NL:HR:AZ6638). Onlangs heeft het Gerechtshof Den Haag een dergelijke boete gematigd. Beknopt gesteld, was volgens het Gerechtshof Den Haag sprake van een wanverhouding tussen de (relatief hoge) boete en de totale (relatief geringe) huurachterstand. Daarnaast bestond er een wanverhouding tussen de (relatief hoge) boete en de (relatief geringe) werkelijke schade. Deze wanverhouding werd veroorzaakt doordat de boete een minimumbedrag kende voor iedere maand waarin niet (op tijd) werd betaald. Over de hoogte van dit minimumbedrag hadden partijen niet onderhandeld, waardoor de hoogte niet is afgestemd op de relatief geringe huursom. Ondanks de terughoudende toets, zag het Gerechtshof Den Haag aanleiding om de boete te matigen (ECLI:NL:GHDHA:2020:992).
WVO Advocaten
Gepubliceerd op LinkedIn, 3 juni 2020