Geen beëindigingsvergoeding bij uitzicht op een nieuwe baan
24 oktober 2024
In vaststellingsovereenkomsten wordt vaak een bepaling opgenomen dat werkgever de overeengekomen beëindigingsvergoeding niet verschuldigd is als werknemer bij het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst al (een concreet vooruitzicht op) een nieuwe baan had. In de meeste gevallen wordt er geen beroep gedaan op deze bepaling maar soms heb je als werkgever een bepaald onderbuikgevoel en kan het zinvol zijn om wat onderzoek te doen, zo bleek ook uit een recente uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Feiten
Werknemer was sinds 2009 bij werkgever in dienst als verkoopleider Benelux. Eind maart 2023 gingen partijen met elkaar in gesprek en werd geconcludeerd dat een vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk was. Werknemer heeft eind juni 2023 per e-mail een voorstel gedaan aan werkgever voor beëindiging van het dienstverband per 1 september 2023. Op 14 juli 2023 stuurde werkgever een concept vaststellingsovereenkomst naar werknemer waarin een einddatum van 1 september 2023 was opgenomen en een beëindigingsvergoeding van € 33.006,16 bruto. Aan betaling van de beëindigingsvergoeding was de voorwaarde verbonden dat werknemer ten tijde van het tekenen van de vaststellingsovereenkomst geen nieuwe baan zou hebben dan wel een concreet uitzicht daarop zou hebben. Op 18 juli 2023 is werknemer zonder op- of aanmerkingen akkoord gegaan met de vaststellingsovereenkomst. Per 1 september 2024 had de werknemer een nieuwe baan. Werkgever weigerde de beëindigingsvergoeding uit te betalen aan werknemer als gevolg waarvan werknemer naar de rechter ging en verzocht werkgever te veroordelen tot betaling van de afgesproken vergoeding.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter oordeelde dat partijen een ontbindende voorwaarde hebben opgenomen in de vaststellingsovereenkomst ten aanzien van betaling van de beëindigingsvergoeding. Van een concreet uitzicht op een nieuwe baan is volgens de kantonrechter ook al sprake als al sollicitatiegesprekken hebben plaatsgevonden tussen partijen en alleen nog maar een arbeidsomstandighedengesprek hoeft plaats te vinden. Oftewel, de nieuwe baan is alleen nog maar afhankelijk van acceptatie door werknemer van de voorwaarden die geschetst gaan worden.
Volgens werkgever had werknemer al concreet uitzicht op een nieuwe baan toen hij de vaststellingsovereenkomst tekende. Volgens werkgever, 1) was werknemer pas druk gaan uitoefenen op werkgever om het dienstverband te beëindigen op het moment dat de vacature voor de nieuwe functie van werknemer online kwam, 2) was werknemer zonder onderhandeling direct akkoord gegaan met de vaststellingsovereenkomst terwijl werknemer arbeidsongeschikt was en de opzegtermijn niet in acht werd genomen, 3) is werknemer direct aansluitend aan zijn nieuwe baan begonnen en 4) zou de sollicitatieprocedure voor de nieuwe functie van werknemer enorm kort hebben geduurd als werknemer pas na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst bekend was geworden met de vacature en sollicitatiegesprekken toen nog moesten plaatsvinden.
Werknemer heeft volgens de kantonrechter onvoldoende tegenbewijs geleverd tegen de stellingen van werkgever. Werkgever heeft dus terecht een beroep gedaan op de ontbindende voorwaarde en is de beëindigingsvergoeding niet verschuldigd.
Conclusie
De beëindigingsvergoeding wordt vaak binnen een maand na de einddatum van het dienstverband aan de werknemer uitgekeerd. Als werkgever doet u er goed aan een ontbindende voorwaarde op te nemen in een vaststellingsovereenkomst ten aanzien van deze vergoeding. Mochten er zich omstandigheden voordoen waardoor u twijfelt of werknemer in strijd met de ontbindende voorwaarde heeft gehandeld, dan denken we graag met u mee of u dat standpunt voldoende kunt onderbouwen. Als de beëindigingsvergoeding eenmaal is betaald, is deze in de praktijk lastig terug te krijgen.
Gepubliceerd op LinkedIn, 24 oktober 2024