De klachtplicht in beginsel ook van toepassing op arbeidsrechtelijke loonvorderingen
3 oktober 2024
Op 20 september 2024 oordeelde de Hoge Raad dat de klachtplicht ex artikel 6:89 BW in beginsel ook van toepassing is op arbeidsrechtelijke loonvorderingen. Wat is de klachtplicht, wat was hier aan de hand en wat zegt de Hoge Raad precies?
De klachtplicht
De klachtplicht ex artikel 6:89 BW houdt in dat de schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd.
Wat was hier aan de hand?
Het ging hier om een werknemer die sinds 2011 in dienst was bij de werkgever als medewerker cafébedrijf. In november 2018 bericht de werknemer aan de werkgever dat van hem verwacht wordt dat hij na sluitingstijd minstens een uur langer werkt om op te ruimen, terwijl die uren ten onrechte niet zijn uitbetaald. De werknemer vordert uitbetaling van de gemaakte overuren. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. Het hof heeft het vonnis bekrachtigd, omdat de werknemer niet binnen bekwame tijd heeft geklaagd dat de betaling van gewerkte overuren uitbleef.
Oordeel Hoge Raad
Volgens onderdeel 1.1 van het cassatiemiddel is de klachtplicht van artikel 6:89 BW niet van toepassing op loonvorderingen en aanverwante aanspraken uit hoofde van een arbeidsovereenkomst wegens de aard van de overeenkomst en voor zover sprake is van een verbintenis tot betaling van een geldsom. Volgens de Hoge Raad is dit uitgangspunt onjuist. “Artikel 6:89 BW is in beginsel van toepassing op alle verbintenissen, waaronder die uit hoofde van een arbeidsovereenkomst en die tot betaling van een geldsom. Dat laat onverlet dat de aard en inhoud van de rechtsverhouding en de aard en inhoud van de prestatie wel behoren tot de omstandigheden die van belang zijn bij de beoordeling of de schuldeiser aan zijn klachtplicht heeft voldaan.”
Ook wordt geklaagd dat de gedeeltelijke niet-betaling van loon niet kan worden aangemerkt als een gebrek in de prestatie als bedoeld in artikel 6:89 BW. De klachtplicht ex artikel 6:89 ziet slechts op gevallen van ondeugdelijke nakoming en niet op gevallen waarin in het geheel geen prestatie is verricht. Volgens de Hoge Raad is “het niet volledig betalen van loon of een overwerkvergoeding niet naar zijn aard het in het geheel niet verrichten van een prestatie. Of in een concreet geval gedeeltelijk is gepresteerd of in het geheel niet, hangt af van de omstandigheden van het geval.” Kortom, bij het niet volledig betalen van loon of een overwerkvergoeding zal naar de omstandigheden van het geval gekeken moeten worden om te bepalen of sprake is van een gebrek in de prestatie of dat er in zijn geheel niet is gepresteerd. Dit om te bepalen of de klachtplicht wel of niet van toepassing is.
Toch vernietigt de Hoge Raad de arresten van het hof, aangezien het hof de door de werknemer aangevoerde omstandigheden niet (of niet kenbaar) heeft betrokken bij de beantwoording van de vraag of de werkgever een beroep op de klachtplicht kan doen. De Hoge Raad verwijst het geding vervolgens naar een ander hof voor verdere behandeling.
Afsluitend
De betekenis van de klachtplicht voor loonvorderingen zal nog verder duidelijk moeten worden. Toch heeft de Hoge Raad helder gemaakt dat de klachtplicht wel degelijk een rol kan spelen bij loonvorderingen. Totdat er meer duidelijkheid is zullen werknemers mogelijk bij twijfel toch maar moeten klagen om hun loonvordering niet te verliezen. We wachten de ontwikkelingen op dit onderwerp geduldig af.
Hoge Raad 20 september 2024, ECLI:NL:HR:2024:1278 & ECLI:NL:HR:2024:1281 (publicatiedatum: 24 september 2024)
Gepubliceerd op LinkedIn, 3 oktober 2024