Wet Verbetering Poortwachter in corona tijd
17 april 2020
50 dagen geleden werd tijdens een televisie-uitzending, door toenmalig minister Bruno Bruins, melding gemaakt van de eerste positief geteste Nederlander. In die 50 dagen is er veel gebeurd en hebben we onze manier van werken en leven moeten aanpassen. Zo is het advies om zoveel mogelijk thuis te blijven en alleen naar het werk te gaan als thuis werken niet mogelijk is.
Dit heeft natuurlijk ook gevolgen voor de re-integratie van zieke werknemers. Indien zonder deugdelijke grond de werkgever zijn ‘poortwachtersverplichtingen’ niet is nagekomen, legt het UWV een loonsanctie van maximaal 52 weken op. Uitgangspunt is dat de beoordeling van het re-integratieverslag (RIV) binnen de grenzen van de redelijkheid plaatsvindt. Vanwege de maatschappelijke gevolgen die de maatregelen rondom het coronavirus hebben, is er op de website van het UWV een addendum gepubliceerd ‘Wet verbetering Poortwachter i.v.m. COVID-19‘, waarin is uitgelegd hoe de re-integratie-inspanningen in deze tijd worden beoordeeld.
Het uitgangspunt van de beoordeling is nog steeds de Werkwijzer Poortwachter. Als de beoordeling van het re-integratieverslag tot de conclusie leidt dat er onvoldoende re-integratie-inspanningen zijn geleverd, moet echter rekening worden gehouden met de maatregelen die genomen zijn in het kader van de Covid-19 situatie. De werkgever zal moeten beschrijven hoe de situatie in zijn bedrijf als gevolg van Covid-19 van invloed is (geweest) op het re-integratieproces of het herstel hiervan. Op grond hiervan moet de arbeidsdeskundige de plausibiliteit beoordelen en vaststellen of er voldoende argumenten zijn om een deugdelijke grond aan te nemen.
In principe blijft het beoordelen van de deugdelijke grond dus zoals in de Werkwijzer Poortwachter is beschreven. Er kunnen echter in verband met Covid-19 nieuwe situaties worden benoemd die mogelijk een deugdelijke grond kunnen opleveren. De loonsanctie wordt volgens rechtspraak opgelegd om tekortkomingen in de re-integratie te herstellen. De werkgever moet hier dan ook wel toe in staat zijn en als dit als gevolg van Covid-19 niet kan, wordt geen loonsanctie opgelegd.
Als voorbeelden van situaties die een deugdelijke grond kunnen opleveren worden genoemd:
- Een verplichte bedrijfssluiting in verband met Covid-19;
- Geen uitvoering kunnen geven aan (onderdelen van) een traject 2e spoor in verband met Covid-19. Dit kan onder meer aan de orde zijn bij proefplaatsing/bedrijfssluiting van de nieuwe werkgever, uitvoeren van vrijwilligerswerk/opdoen arbeidsritme, niet beschikken over voldoende digitale vaardigheden voor begeleiding op afstand. Dit traject kan dan voor die onderdelen tijdelijk worden opgeschort tot einde Covid-19 en vraagt heroverweging en waar mogelijk bijstelling van het plan;
- Fysiek niet kunnen uitvoeren van passend werk, bijvoorbeeld door vermindering werkaanbod werkgever of het niet meer kunnen realiseren van voldoende ondersteuning op werkplek door een opgelegde Covid-19-maatregel.
Er zal geen sprake zijn van een deugdelijke grond in de volgende gevallen:
- Onvoldoende onderzoek in spoor 1; dit kan ‘gewoon’ alsnog worden uitgevoerd. Mocht voor dit onderzoek gericht werkplekonderzoek nodig zijn, dan kan werkgever c.q. ingeschakelde arbeidsdeskundige zoeken naar andere manieren om dit toch te kunnen uitvoeren;
- Spoor 2 kan in principe zoveel mogelijk worden voortgezet. Re-integratiebureaus kunnen hun dienstverlening in veel gevallen ook op afstand organiseren. Er zullen echter ook situaties zijn waarin dit niet mogelijk is. Hiermee dient rekening te worden gehouden;
- Dreigende betalingsonmacht is geen reden om van een loonsanctie af te zien. Het feit dat een werkgever niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen, kan niet betekenen dat de re-integratie-inspanningen dan als ‘voldoende’ moeten worden beschouwd. Het kan evenmin gelden als een ‘deugdelijke grond’ voor die ‘onvoldoende inspanningen’;
- Daarnaast compenseert de overheid loonkosten op grond van de NOW-regeling. Voor de bekostiging van arbeidsdeskundig onderzoek en dergelijke door de werkgever, voorziet de overheid door bijvoorbeeld garanties te geven voor bedrijfskredieten.
Voordat een loonsanctie daadwerkelijk wordt opgelegd, wordt deze eerst voorgelegd aan de Landelijke Loonsanctie Commissie voor een bindend advies. De commissie toetst of de op te leggen loonsanctie past binnen de grenzen van de redelijkheid, of deze voldoende beargumenteerd is en of voldaan is aan verplichte procedures als hoor en wederhoor. De commissie zal daarbij ook waken over de grenzen van redelijkheid in relatie tot Covid-19.
Tijdens de Covid-19 periode kunnen er door werkgevers en werknemers deskundigenoordelen worden aangevraagd. Deze zullen door het UWV zoveel mogelijk op stukken en op afstand worden uitgevoerd. Het zal niet in alle gevallen mogelijk zijn om tot een inhoudelijk oordeel te komen, bijvoorbeeld in verband met noodzakelijk fysiek spreekuur bij een verzekeringsarts. Als dit aan de orde is, kan de werkgever bij latere RIV-beoordelingen niet worden verweten dat er bij impasse of een stagnerende re-integratie geen deskundigenoordeel is aangevraagd gedurende deze Covid-19-periode. Het ontslaat werkgever en werknemer echter niet van de verplichting om andere wegen te zoeken om re-integratie zoveel mogelijk voort te zetten.
Gepubliceerd op LinkedIn, 17 april 2020