Komt boontje om zijn loontje?
15 april 2019
Dat je klant ook je (ergste) vijand kan worden, bleek recent in een kwestie tussen een payrollbedrijf en een restaurant. Die laatste vroeg om een afspraak strijdig met de wet. De payroller stemde in, maar kreeg die afspraak als een boomerang terug.
De feiten
Het was het restaurant dat als opdrachtgever om een afspraak vroeg die in strijd is met de wet. Het payrollbedrijf stemde in, maar toen de betreffende bepaling onderwerp werd van een gerechtelijke procedure, stelde de opdrachtgever dat het payrollbedrijf deze afspraak nooit had mogen maken en dus nietig was. En daarin kreeg de opdrachtgever nog gelijk ook. In de overeenkomst tussen het payrollbedrijf en de opdrachtgever stond de volgende bepaling: ‘Opdrachtgever kiest ervoor om geen vakantiedagen uit te keren en of op te laten nemen. Payroll Company werkt hieraan mee en zal hiervoor geen kosten berekenen. Echter de risico’s die hieruit voortvloeien en de bijbehorende kosten blijven voor rekening van opdrachtgever.”
Partijen gingen uit van een soort piepsysteem. Zolang de arbeidskrachten geen aanspraak maakten op vakantiedagen, betaalde het payrollbedrijf deze niet uit. Daardoor kon de payroller een lager tarief hanteren. De arbeidskrachten piepten echter wel en dreigden met een gerechtelijke procedure. Het payrollbedrijf betaalde vervolgens alsnog de vakantiedagen uit. Ook sprak het uiteindelijk via het recht de opdrachtgever aan om deze kosten te vergoeden. Dat was immers de afspraak, aldus het payrollbedrijf. De opdrachtgever stelde onder meer dat de gemaakte afspraak in strijd was met de wet en de goede zeden. Het is aan het payrollbedrijf als werkgever om haar wettelijke verplichtingen tegenover haar werknemers na te komen. Het past dan niet om mee te werken aan een constructie, waarbij rechten van werknemers worden geschonden. Zelfs niet indien de opdrachtgever daarom zou hebben gevraagd, aldus de opdrachtgever.
De beslissing
Hoewel de arbeidskrachten die aanspraak hebben gemaakt op uitbetaling van hun vakantiedagen uiteindelijk wel zijn betaald, wijst de rechter partij en erop dat er mogelijk veel andere arbeidskrachten zijn geweest die niet ‘gepiept’ hebben. En die daardoor, in strijd met de wet, geen vakantiedagen hebben kunnen opnemen of uitgekeerd hebben gekregen. De gemaakte afspraak is daarom nietig (automatisch ongeldig) wegens strijd met de goede zeden. De slotsom van de rechtbank is dat het payrollbedrijf zich niet op de gemaakte afspraak kan beroepen. Het payrollbedrijf wordt uiteindelijk niet helemaal in het ongelijk gesteld. De rechtbank vindt namelijk wel dat het payrollbedrijf de niet uitbetaalde vakantiedagen in het kader van de eindafrekening bij de opdrachtgever in rekening mag brengen, echter zonder de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
ECLI:NL:RBNNE:2019:1139
COMMENTAAR:
Op het eerste gezicht lijkt deze uitspraak erg onrechtvaardig voor het payrollbedrijf. De in strijd met de wet gemaakte afspraak is namelijk op verzoek van de opdrachtgever gemaakt. De rechter echter wijst partijen, mijns inziens volkomen terecht, op de gevolgen van hun afspraak voor de arbeidskrachten. Door deze afspraak hebben mogelijk meerdere arbeidskrachten gewerkt zonder dat zij (betaald) vakantiedagen hebben kunnen opnemen of zonder dat opgebouwde vakantiedagen aan hen zijn uitgekeerd. Omdat het payrollbedrijf de formele werkgever van de arbeidskrachten is, wordt dit vooral het payrollbedrijf aangerekend. Ook dat lijkt mij terecht: van een werkgever mag immers worden verwacht dat deze de wet naleeft ten opzichte van zijn personeel. Gelukkig voor het payrollbedrijf heeft de rechter in de overeenkomst nog wel een ander aanknopingspunt gevonden, waardoor het payrollbedrijf een deel van de kosten toch bij de opdrachtgever kan leggen.
Gepubliceerd in: Flexmarkt, april 2019